wegkant
- weg·kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wegkant | wegkanten |
verkleinwoord |
de wegkant m
- de grond vlak naast een weg
- De tijden dat met gif de wegkant rein werd gehouden, liggen ver achter ons. Vandaag de dag krijgt de natuur vrij spel en komen alleen zeis en maaier eraan te pas om het zicht vrij te houden. Met het maaisel is het wel oppassen geblazen. [3]
- de naar de weg gerichte zijde van een gebouw
- Maar sinds er matglas aan de wegkant is aangebracht is dat al een stuk minder. En ja, als het spel tijdens de gymlessen op het veld naast de school wordt stilgelegd voor instructies, kan het gebeuren dat de leraar even niet te verstaan is. "Maar over het geheel genomen valt er wel mee te leven." [4]
- Het woord wegkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wegkant" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ wegkant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 13 mei 2006 Een lief dodelijk plantje
- ↑ Tubantia 9 mei 2008 'Je moet niet alles willen weten'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be