• berm
  • In de betekenis van ‘strook langs weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1288 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord berm bermen
verkleinwoord bermpje bermpjes

de bermm

  1. de onverharde strook aan de kant van een weg of spoorweg
    • Na de slippartij kwam de vrachtauto in de berm terecht. 
     Het was al donker toen ik een onverharde weg passeerde waar een aantal eenpersoonstenten in de berm stonden. Iedereen sliep al. Helaas paste mijn tent er niet meer bij en dus zocht ik in de bocht van de weg een vlak plekje op.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]