bouwweg
- bouw·weg
- samenstelling van bouwen ww en weg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwweg | bouwwegen |
verkleinwoord | bouwweggetje | bouwweggetjes |
de bouwweg m
- tijdelijke vaak onverharde weg die men gebruikt voor bouwverkeer tijdens de bouw van iets
- Het zijn een beetje 'spooky' plekken: de kleine tunneltjes waardoor fietsers onderdoor de tijdelijke bouwweg van wegenbouwer N18 wordt geleid. Maar dankzij leerlingen van Het Assink lyceum gaan de tijdelijke onderdoorgangen wat meer leven. Dinsdagmiddag werd de eerste van enkele plekken met schilderingen aangekleed. [1]
- De pendelbussen rijden voor een groot gedeelte over de bouwweg. De inzittenden kunnen zo als eerste beleven hoe het is om over de nieuwe N18 te rijden. Het bouwterrein en de bouwweg zijn normaal gesproken verboden terrein voor publiek. [2]
- Het woord 'bouwweg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwweg" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia Peter Zandee 18-04-17 Tijdelijke kunst voor tijdelijke tunneltjes bij Eibergen
- ↑ Tubantia 17-05-17 Met pendelbussen langs het traject van de toekomstige N18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be