Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·kie·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegkieperen
kieperde weg
weggekieperd
zwak -d volledig

Werkwoord

wegkieperen

  1. overgankelijk zich van afval ontdoen, met name door een bak om te keren
    • We hebben die rommel allang weggekieperd. 

Gangbaarheid