• weg·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegkomen
kwam weg
weggekomen
klasse 4 volledig

wegkomen

  1. ergatief op gelukkige wijze ontsnappen
    • Daarmee was hij goed weggekomen van wat een groot probleem had kunnen zijn. 
     Naast de gewone straf worden ze ook aan de schandpaal genageld: de politie heeft een fotogalerij op Flickr gezet met hun naam en strafmaat. "We hebben de foto's op internet gezet zodat iedereen kan zien dat de daders gestraft worden", aldus de politiechef. "Ik wil aan alle betrokkenen duidelijk maken dat je er niet mee wegkomt."[1]
     Hij bezwoer dat hij alleen maar verliefd was geraakt en dat dat helemaal losstond van de lengte van zijn verlof, maar dat er nieuwe verlofdagen kwamen, dat hij elke dag naar haar zou verlangen en zo verder. Toen hij eindelijk wegkwam, was hij even opgelucht als altijd.[2]
  2. zich verwijderen, ophoepelen
    • Maak dat je wegkomt! 


98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Politie Londen: meer dan 2006 relschoppers gepakt, maar nog niet klaar” (26-08-2011), NOS
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be