Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·lok·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weglokken
lokte weg
weggelokt
zwak -t volledig

Werkwoord

weglokken [1]

  1. een persoon of dier een bepaalde plaats of persoon doen verlaten door hem resp. het (naar zich toe) te lokken

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen