lokken
- lok·ken
- van Middelnederlands locken, in de betekenis van ‘aantrekken’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2] [3] [4]
|
|
- [2] Als productief, eerste element in samenstellingen, gevormd naar de voorbeelden lokaas, lokvogel.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lokken |
lokte |
gelokt |
zwak -t | volledig |
lokken
- overgankelijk mens of dier verleiden ergens heen te komen
- De eenden werden door een lokeend in de kooi gelokt.
- als eerste deel van samenstellingen
1. mens of dier verleiden ergens heen te komen
de lokken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lok
- Het woord lokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lokken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "lokken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lokken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be