uitlokken
- uit·lok·ken
- samenstelling van uit en lokken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitlokken |
lokte uit |
uitgelokt |
zwak -t | volledig |
uitlokken
- verleiden, veroorzaken, iets of iemand iets laten doen
- De krasse uitspraken van de politicus lokte heftige kritiek uit.
- Het woord uitlokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitlokken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be