• lok·ker
  • afgeleid van lokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord lokker lokkers
verkleinwoord lokkertje lokkertjes

de lokkerm

  1. iemand die lokt of meelokt
97 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • lok·ker
  • Zelfstandig naamwoord: Afleiding van het Deense werkwoord lokke met het achtervoegsel -er.
  • Zelfstandig naamwoord: Verkorting van het Deense zelfstandige naamwoord børnelokker.

lokker

  1. tegenwoordige tijd van lokke

lokker

  1. (afkorting), (verkorting) lokker, verleider

lokker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van lok


  • lok·ker

lokker

  1. tegenwoordige tijd van lokke

lokker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van lokk