Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lok·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lokroep lokroepen
verkleinwoord lokroepje lokroepjes

Zelfstandig naamwoord

de lokroepm

  1. (biologie) roep waarmee men een dier tot zich lokt, of waarmee een dier zijn jongen roept
    • Geleid door de lokroep van de Horrekop hollen heer Bommel en Tom poes naar de koets 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be