roep
- roep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roep | roepen |
verkleinwoord | roepje | roepjes |
de roep m
- een vrij harde klank geproduceerd met stemgeluid
- De roep van die vogel klinkt door het hele dorp.
- faam, reputatie
1. een vrij harde klank geproduceerd met stemgeluid
2. faam, reputatie
vervoeging van |
---|
roepen |
roep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
- Ik roep.
- gebiedende wijs van roepen
- Roep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
- Roep je?
- Het woord roep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roep" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be