Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roep
enkelvoud meervoud
naamwoord roep roepen
verkleinwoord roepje roepjes

Zelfstandig naamwoord

de roepm

  1. een vrij harde klank geproduceerd met stemgeluid
    • De roep van die vogel klinkt door het hele dorp. 
  2. faam, reputatie
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
roepen

roep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
    • Ik roep. 
  2. gebiedende wijs van roepen
    • Roep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
    • Roep je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be