Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·fluis·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gefluister
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gefluistero

  1. het fluisteren, het zachte heimelijke spreken
    • Het stiekeme gefluister van de twee geliefden trok de aandacht van de bezorgde ouders. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be