lokvogel
- lok·vo·gel
- samenstelling van lok ww en vogel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lokvogel | lokvogels |
verkleinwoord | lokvogeltje | lokvogeltjes |
de lokvogel m
- vogel, echt of namaak, om andere vogels te lokken
- (figuurlijk) iemand die anderen moet verleiden ergens binnen te gaan of iets te ondernemen
- Het woord lokvogel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lokvogel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be