locken
- lo·cken
- Afkomstig van het Middelhoogduitse werkwoord locken, dat van het Oudhoogduitse werkwoord lockón komt
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
locken |
lockte |
(hat) gelockt |
zwak | volledig | niet-samengesteld |
locken
- overgankelijk bekoren, lokken
- «Nach mehreren Monaten mit geringen Besucherzahlen hofft der indische Bundesstaat Goa, Touristen mit dem Feiern von Karneval zu locken.»
- Na een aantal maanden met lage bezoekersaantallen hoopt de Indiase deelstaat Goa toeristen te lokken met de viering van carnaval.
- «Nach mehreren Monaten mit geringen Besucherzahlen hofft der indische Bundesstaat Goa, Touristen mit dem Feiern von Karneval zu locken.»