bekoren
- be·ko·ren
- In de betekenis van ‘aantrekken’ voor het eerst aangetroffen in 1530 [1]
- afgeleid van het Middelnederlandse coren met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekoren |
bekoorde |
bekoord |
zwak -d | volledig |
bekoren
- overgankelijk aantrekkingskracht uitoefenen
- De gele auto kon hem niet bekoren.
- aanlokken, aantrekken, charmeren, toelachen, trekken, verlekkeren
- genot verschaffen aan, in verzoeking brengen, verheugen, verleiden, verlokken, verzoeken
1. aantrekkingskracht uitoefenen
- Het woord bekoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekoren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "bekoren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bekoren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be