• ver·lek·ke·ren
  • afgeleid van lekker met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verlekkeren
verlekkerde
verlekkerd
zwak -d volledig

verlekkeren

  1. wederkerend iets met veel plezier beleven, ongegeneerd een verlangen, begeerte naar iets tonen
    • De pers verlekkert zich aan de gruwelijke details van de moordzaak. 
    • Voetballiefhebbers verlekkeren zich reeds weken op het komende WK.