aantrekkingskracht

  • aan·trek·kings·kracht
enkelvoud meervoud
naamwoord aantrekkingskracht aantrekkingskrachten
verkleinwoord aantrekkingskrachtje aantrekkingskrachtjes

de aantrekkingskrachtv / m

  1. (natuurkunde) een kracht waarmee alle stoffelijke lichamen elkaar proberen te naderen
    • De aantrekkingskracht tussen de twee planeten was niet erg groot. 
  2. het vermogen van een persoon of zaak om iemand tot zich te trekken
    • Dankzij de grote aantrekkingskracht tussen die twee kregen ze een relatie. 
    • Het geluidje had een grote aantrekkingskracht op het baby'tje. 
     De romantici gingen ervan uit dat ware liefde een combinatie was van seksuele aantrekkingskracht en geestverwantschap.[2]
     Anna Boleyn had naast die sterke lichamelijke aantrekkingskracht nog een berekenende trek gehad die haar eerzuchtig maakte.[3]
  1. aantrekkingskracht op website: Etymologiebank.nl
  2. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  3. Victoria Holt
    “In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885