• weg·glij·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegglijden
gleed weg
weggegleden
klasse 1 volledig

wegglijden

  1. onovergankelijk zich in een onbedoelde richting gaan verplaatsen
  2. onovergankelijk weggaan met een gelijkmatige beweging als over een glad oppervlak
     Aan de ene kant wilde ik in de late middag zo snel mogelijk de pas over, maar aan de andere kant zou het de volgende ochtend veel veiliger zijn doordat de sneeuw ’s ochtends vroeg nog bevroren zou zijn, waardoor er minder kans op wegglijden was.[2]
  3. met een glijdende beweging naar beneden gaan
     Het pad was door hun val ook weggegleden waardoor het te gevaarlijk was geworden om dezelfde route te nemen.[2]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be