• weg·pak·ken

wegpakken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegpakken
pakte weg
weggepakt
zwak -t volledig
  1. iets op een niet helemaal nette manier wegnemen
    • Het toernooi is opgezet voor spelers uit de derde en vierde divisie en niet voor spelers van een hoger niveau. De koppels zijn in poules van vier ingedeeld. De beste twee gaan door naar de winnaarsronde, de andere twee gaan naar de verliezersronde. Het toernooi is ook bedoeld om het Enschedese darten op de kaart te zetten, legt Snijders uit. „Het is niet voor de grote jongens die overal de prijzen wegpakken, maar voor de sociale groep eronder”, vult kroegbaas Appie Roozeboom aan. [2] 
    • Interesse in Boonen is er zeker in de wielerwereld. ,,Links en rechts zijn al een paar teams voorzichtig komen informeren, aldus Boonen. ,,Maar de meesten voelen zich daar niet echt comfortabel bij. Ze zitten met een schuldgevoel: 'we gaan die toch niet wegpakken'. [3] 
95 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]