take
Niet te verwarren met: také |
- ta·ke
vervoeging van |
---|
taken |
take
- aanvoegende wijs van taken
- Het woord take staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
take | takes |
take
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to take |
he/she/it | takes |
verleden tijd | took |
voltooid deelwoord |
taken |
onvoltooid deelwoord |
taking |
gebiedende wijs | take |
take
- overgankelijk nemen
- «He took my wallet with him!»
- Hij nam mijn portemonnee met zich!
- «He took my wallet with him!»
- overgankelijk brengen
- «Can you take me to the train station?»
- Kun je me naar het treinstation brengen?
- «Can you take me to the train station?»
- overgankelijk vastpakken
- overgankelijk, (drinken) drinken
- «I took too much wine.»
- Ik dronk te veel wijn.
- «I took too much wine.»
- [1]: take place
- [1]: to be taken ill
ziek worden
- «Jim was taken ill and passed away peacefully on 28-02-11.»
- Jim werd ziek en overleed vredig op 28 feb 2011.
- «Jim was taken ill and passed away peacefully on 28-02-11.»
- [1]: (informeel) to take five (VS)
pauzeren
- [1]: to take one's time
de tijd nemen
- [1]: to take something as read (VK)
iets veronderstellen
- [1]: to take something back
een argument of mededeling terugnemen