rob
Niet te verwarren met: Rob |
- rob
- herkomst onzeker, in de betekenis van ‘zeeroofdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rob | robben |
verkleinwoord | robbetje | robbetjes |
de rob m
- (roofdieren) benaming voor zoogdieren uit de familie zeehonden (Phocidae )
- monniksrob, oorrob, pelsrob, zeerob
- baardrob, baikalrob, bandrob, Kaspische rob, manenrob, ringelrob, saimaarob, zadelrob
- Australische zeeleeuw
- baardrob
- baikalrob
- bandrob
- Californische zeeleeuw
- Caribische monniksrob
- galapagoszeebeer
- galapagoszeeleeuw
- gewone zeehond
- grijze zeehond
- guadalupezeebeer
- Hawaïaanse monniksrob
- juanfernandezzeebeer
- Kaapse pelsrob
- Kaspische rob
- kerguelenzeebeer
- klapmuts
- krabbeneter
- larghazeehond
- manenrob
- Mediterrane monniksrob
- monniksrobben
- Nieuw-Zeelandse zeebeer
- Nieuw-Zeelandse zeeleeuw
- noordelijke zeebeer
- noordelijke zeeolifant
- oorrobben
- pelsrob
- ringelrob
- rosszeehond
- saimaarob
- stellerzeeleeuw
- Subantarctische zeebeer
- walrus
- walrussen
- weddellzeehond
- zadelrob
- zeeberen
- zeehond
- zeehonden
- zeeleeuw
- zeeleeuwen
- zeeluipaard
- zeeolifant
- zeeolifanten
- zeerob
- Zuid-Amerikaanse zeebeer
- zuidelijke zeeolifant +
- robbenhuid, robbenjacht, robbenjager, robbenklopper, robbenslag, robbenslager, robbenspek, robbentraan, robbenvaarder, robbenvangst, robbenvel
- Het woord rob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rob" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rob (zeehond) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "rob" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rob | robbe |
- IPA: /rɔp/
- Leenwoord uit het Nederlands
rob
- (roofdieren) rob; een zeehond
rob
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to rob |
he/she/it | robs |
verleden tijd | robbed |
voltooid deelwoord |
robbed |
onvoltooid deelwoord |
robbing |
gebiedende wijs | rob |
rob
rob
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord robiť
- IPA: /rɔp/
- rob
- Afgeleid van het Proto-Slavische *orbъ
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | rob | robi / robové | |
genitief | roba | robů | |
datief | korte vorm | robu | robům |
lange vorm | robovi | ||
accusatief | roba | roby | |
vocatief | robe | robi / robové | |
locatief | korte vorm | robu | robech |
lange vorm | robovi | ||
instrumentalis | robem | roby |
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
rob
rob
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord robit