robe
- ro·be
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘japon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | robe | robes |
verkleinwoord | - | - |
- (kleding) een statig, lichaamsbedekkend kledingstuk dat voornamelijk gedragen wordt bij plechtige gelegenheden
- Koningin Beatrix droeg op Prinsjesdag een robe van een zware matelassé brokaat met ingeweven motieven in de kleuren bruin, beige, brique en bordeaux.[2]
- Het woord robe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "robe" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "robe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ RNW
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
robe | la robe | robes | les robes |
robe v
vervoeging van |
---|
robar |
robe
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
- IPA: /rɔbɛ/
- ro·be
robe