monniksrobben
- (IPA in voorbereiding)
- mon·niks·rob·ben
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monniksrobben | |
verkleinwoord |
de monniksrobben mv
- (roofdieren) geslacht Monachus van zoogdieren dat behoort tot de familie van de zeehonden (Phocidae )
De dieren worden ongeveer 3 meter groot. De kleur is grijs, bruin of zwart. Aan de onderkant zijn ze bruiner dan aan de bovenkant en gewoonlijk hebben ze een witte buikvlek.
- Australische zeeleeuw
- baardrob
- baikalrob
- bandrob
- Californische zeeleeuw
- Caribische monniksrob
- galapagoszeebeer
- galapagoszeeleeuw
- gewone zeehond
- grijze zeehond
- guadalupezeebeer
- Hawaïaanse monniksrob
- juanfernandezzeebeer
- Kaapse pelsrob
- Kaspische rob
- kerguelenzeebeer
- klapmuts
- krabbeneter
- larghazeehond
- manenrob
- Mediterrane monniksrob
- Nieuw-Zeelandse zeebeer
- Nieuw-Zeelandse zeeleeuw
- noordelijke zeebeer
- noordelijke zeeolifant
- oorrobben
- pelsrob
- ringelrob
- rob
- rosszeehond
- saimaarob
- stellerzeeleeuw
- Subantarctische zeebeer
- walrus
- walrussen
- weddellzeehond
- zadelrob
- zeeberen
- zeehond
- zeehonden
- zeeleeuw
- zeeleeuwen
- zeeluipaard
- zeeolifant
- zeeolifanten
- zeerob
- Zuid-Amerikaanse zeebeer
- zuidelijke zeeolifant +
- Het woord monniksrobben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.