Nieuw-Zeelandse zeeleeuw
- (IPA in voorbereiding)
- Nieuw-Zee·land·se zee·leeuw
- verbinding van Nieuw-Zeelandse en zeeleeuw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Nieuw-Zeelandse zeeleeuw | Nieuw-Zeelandse zeeleeuwen |
verkleinwoord | Nieuw-Zeelands zeeleeuwtje | Nieuw-Zeelandse zeeleeuwtjes |
de Nieuw-Zeelandse zeeleeuw m
- (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Phocarctos hookeri , een oorrob die voorkomt in de zee ten zuiden van Zuidereiland, enige soort uit het geslacht Phocarctos
- Australische zeeleeuw
- baardrob
- baikalrob
- bandrob
- Californische zeeleeuw
- Caribische monniksrob
- galapagoszeebeer
- galapagoszeeleeuw
- gewone zeehond
- grijze zeehond
- guadalupezeebeer
- Hawaïaanse monniksrob
- juanfernandezzeebeer
- Kaapse pelsrob
- Kaspische rob
- kerguelenzeebeer
- klapmuts
- krabbeneter
- larghazeehond
- manenrob
- Mediterrane monniksrob
- monniksrobben
- Nieuw-Zeelandse zeebeer
- noordelijke zeebeer
- noordelijke zeeolifant
- oorrobben
- pelsrob
- ringelrob
- rob
- rosszeehond
- saimaarob
- stellerzeeleeuw
- Subantarctische zeebeer
- walrus
- walrussen
- weddellzeehond
- zadelrob
- zeeberen
- zeehond
- zeehonden
- zeeleeuw
- zeeleeuwen
- zeeluipaard
- zeeolifant
- zeeolifanten
- zeerob
- Zuid-Amerikaanse zeebeer
- zuidelijke zeeolifant +
- Het woord 'Nieuw-Zeelandse zeeleeuw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.