Nederlands

 
Tolweg in Beijng
Uitspraak
Woordafbreking
  • tol·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tolweg tolwegen
verkleinwoord tolwegje tolwegjes

Zelfstandig naamwoord

de tolwegm

  1. (transport) weg [1] voor het gebruik waarvan betaald moet worden
     Het beleidskader beoogt immers dat alleen die gebruikers, die in een eigen afweging tussen het betalen van tolheffing en het behalen van reistijdwinst hebben gekozen voor het betalen van tolheffing, betalen voor het gebruik van de tolweg.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Parlementaire Monitor”
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be