• weg·zwem·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegzwemmen
zwom weg
weggezwommen
klasse 3 volledig

wegzwemmen

  1. ergatief (zwemmen) zich zwemmend verwijderen [1]
    • Die vis is allang weggezwommen. 
  2. onovergankelijk zwemmend weggaan
    • Zij zwommen weg. 
     Dus nu zou het zwemmen worden, daar liep het altijd op uit. Eerst zou Tarzan een beetje aan lianen slingeren tot hij bij een rivier of meer kwam, waar hij in dook en wegzwom van de krokodillen alsof het een makkie was.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767