Nederlands

 
veldweg
Uitspraak
Woordafbreking
  • veld·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veldweg veldwegen
verkleinwoord veldwegje
veldweggetje
veldwegjes
veldweggetjes

Zelfstandig naamwoord

veldweg m [1]

  1. onverharde weg buiten de bebouwde kom
    • De man ijvert er al jaren voor afgesloten en verdwenen paden en veldwegen in de gemeente opnieuw open te stellen. Landbouwers palmen weggetjes in. Andere paadjes raken overwoekerd door onkruid of een omheining verspert de weg.[2] 
    • Een 32-jarige exhibitionist had bepaald geen mazzel toen hij zich op een veldweggetje in Wiesbaden naakt voor een voorbijrijdende vrouw wierp. Zijn slachtoffer bleek namelijk een politievrouw in burger die na haar dienst op weg was naar huis, aldus de Frankfurter Allgemeine Zeitung woensdag.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen