• weg·tra·cé
enkelvoud meervoud
naamwoord wegtracé wegtracés
verkleinwoord

het wegtracéo [1]

  1. het verloop van een weg
     Zowel het auto- als het fietsverkeer en dan met name de grote groepen scholieren van het Twents Carmel College moeten daarvan gaan profiteren. Wethouder Frits Rorink van verkeer maakte donderdagmorgen in het stadhuis de plannen met schetstekeningen bekend. De voornaamste onderdelen van de reconstructie zijn het verbreden van het wegtracé, het aanbrengen van rode fietsstroken over de volle lengte van de Berkstraat, het met lichte drempels beter markeren van de kruisingen met de Kastanjestraat en de Sparstraat en een volledige herinrichting van de kruising Berkstraat-Titus Brandsmastraat. Daar komen onder meer twee grote middengeleiders zodat zowel auto’s als fietsers in twee etappes beter dan nu kunnen oversteken.[2]
     OLDENZAAL - Aan de Oliemolenstraat en de Burg. Vos de Waelstraat blijven ondanks een ingrijpende herinrichting meer bomen staan dan aanvankelijk de bedoeling was. Daarmee reageert de gemeente op een drietal bezwaren van twee particulieren en het Milieu Overleg Oldenzaal (MOO) tegen de voorgenomen massale bomenkap langs het wegtracé.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Berkstraat wordt veiliger” (14-04-2011), Tubantia
  3.   Weblink bron “Minder bomen om na reacties” (24-04-2008), Tubantia