Nederlands

 
[2] de Stadsweg
Uitspraak
Woordafbreking
  • stads·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stadsweg stadswegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stadswegm

  1. een weg binnen de bebouwde kom van een stad
    • De afsluiting van ringweg A10-West bij Amsterdam leidde dinsdag opnieuw tot verkeershinder op lokale stadswegen. De VerkeersInformatieDienst (VID) telde 16,4 kilometer file „direct gerelateerd aan de afsluiting van de snelweg.”[2] 
    • Bijna al het stof dat de moeders inademen komt van auto's, waarbij snelwegen meer vervuiling opleveren dan stadswegen. [3] 
  2. naam van de weg tussen de stad Groningen en Emden
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 25 jul. 2017
  3. Volkskrant Marc Seijlhouwer 15 oktober 2013
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be