Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wegwerker wegwerkers
verkleinwoord wegwerkertje wegwerkertjes

Zelfstandig naamwoord

de wegwerkerm

  1. (beroep) arbeider die werkzaam is bij het onderhoud van wegen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be