Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegwerken
werkte weg
weggewerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

wegwerken

  1. met enige inspanning laten verdwijnen
    • De gaten in de muur werden door de stukadoor weggewerkt. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen