• weg·was·sen

wegwassen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegwassen
waste weg
weggewassen
zwak -t

gemengd

volledig
  1. door wassen schoonmaken; door wassen iets verwijderen
    • In India begon dinsdag een 12-daags religieus festival. Verwacht wordt dat daar in totaal 24 miljoen pelgrims aan mee zullen doen. Zij baden onder andere in de rivier waarmee zij hun zonden wegwassen. [2] 
    • Hij worstelt zich door de buitenste ring van agenten om het hotel. Iemand helpt hem te vertalen. Steeds weer hetzelfde verhaal - 'hij moet naar zijn vrouw' - tot David Lea heeft gevonden. Hij pakt haar vast. Ze zijn verdrietig, bang, maar in elk geval samen.In hun hotelkamer nemen ze een douche, rauzen ze de kasten leeg. Maar angstzweet laat zich niet zo maar wegwassen. In het restaurant verzamelen ze zich, koffers bij de hand, met de gasten die zijn overgebleven. Er missen mensen. Sommigen zijn dood. Anderen liggen in het ziekenhuis. [3] 
    • Mark Vertongen van Motorhomes Vertongen in het Belgische plaatsje Zemst verhuurt al jaren een camper. Maar vooral het wegwassen van de gesneuvelde vliegen op het dak en het deel boven de voorruit, ging hem steeds meer tegenstaan. En dus ging hij op internet op zoek naar een snelle en efficiënte oplossing. [4] 
90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]