wegwijs
- weg·wijs
- samenstelling van weg zn en wijs bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wegwijs | wegwijzer | wegwijst |
verbogen | wegwijze | wegwijzere | wegwijste |
partitief | wegwijs | wegwijzers | - |
wegwijs
- iemand wegwijs maken = iemand laten zien hoe iets nieuws gaat of werkt
- Een nieuwe collega moet je eerst wegwijs maken in het bedrjf.
- Het woord wegwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wegwijs" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be