• weg·pra·ten

wegpraten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegpraten
praatte weg
weggepraat
zwak -t volledig
  1. met veel woorden een indruk of opvatting weerleggen
    • "Ik wil het gevoel van onzekerheid niet wegpraten, maar voor werknemers die vastigheid willen geldt dat de meerwaarde die je hebt voor de werkgever de beste werkzekerheid oplevert. [1] 
    • Technisch directeur Michael Zorc van Borussia Dortmund erkent dat de club in een negatieve trend is beland. "Die kun je niet wegpraten. We moeten ons afvragen waarom het team niet meer die vorm heeft die het wel liet zien in de eerste wedstrijden van het seizoen", verwees Zorc in Bild naar de flitsende seizoensstart van trainer Peter Bosz met Dortmund. [2] 
    • Anderzijds is het doorgaans niet zo dat gevoelens van angst zich laten wegpraten met kille, zakelijk berekeningen. Een rationele benadering werkt eerder averechts. [3] 
  2. iemand met woorden proberen ergens vandaan te halen
    • Connie Palmen hield een feestrede: "Je bent een wereld op jezelf, iedere vergelijking met een ander loopt spaak", zei ze tot Mulisch. Palmen leerde Harry Mulisch pas goed kennen in haar "persoonlijke rampjaar" 1995. "Alles wat jij wilde, was me wegpraten bij de hel." [4] 
85 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]
  1. Tubantia D. Bremmer & L. Kok 14 februari 2017 Kamp: Economische ranglijstjes zijn super belangrijk
  2. De Telegraaf 19 november 2017 'Negatieve trend bij Dortmund onder ogen zien'
  3. Reformatorisch Dagblad 30-07-2016 Christen is nergens echt veilig, behalve bij God
  4. Het Parool 15 september 2007 Eerbetoon aan Harry Mulisch
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be