Wei met paarden, omgeving Amsterdam
  • wei
  • In de betekenis van ‘restvloeistof bij kaasmaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1330 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord wei weien
verkleinwoord weitje weitjes

de weiv / m

  1. een stuk grasland voor begrazing door vee
    • Er staan in die wei een paar geiten. 
  2. (drinken) een vloeistof die ontstaat als restproduct bij het kaasmaken
    • Zit er nog wei in de emmer? 
  3. vloeibaar deel van het bloed dat overblijft na verwijdering van de bloedcellen en de stolstof, bloedplasma
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


wei

  1. water