Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wei·bo·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weiboter weiboters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de weiboterv / m

  1. (voeding) boter verkregen uit de bij kaasbereiding verkregen wei
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen