Nederlands

 
speelwei Amsterdamse bos
Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·wei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelwei speelweien
verkleinwoord speelweitje speelweitjes

Zelfstandig naamwoord

speelwei v/m [1]

  1. grasveld waarop men kan spelen of sporten
    • Deze plas heeft zowel voor natuur- als watersportliefhebbers veel te bieden. Er zijn diverse strandjes, speelweiden en kanoroutes. Het is een populair gebied en op steenworp afstand van Utrecht en Amsterdam. [2] 
    • Toch weet de organisatie ook de jeugd te bereiken. Met de speelwei en het dierenparkje bijvoorbeeld. Vooral het doolhof is populair. Ook bij ouders trouwens. Her en der speuren kinderen met een flink stuk karton in hun handen naar antwoorden op vragen in de ”Bollenbozen Kwis”. [3] 
    • Naast mijn tuin is een speelwei van de Chiro en het lawaai van de spelende kinderen heeft de beestjes misschien afgeschrikt. Ook het stijgende aantal katten in de buurt maakt het voor hen minder aantrekkelijk om hier te landen. [4] 
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 22 juni 2017 De mooiste meren om in te zwemmen
  3. Reformatorisch Dagblad H. de Boer 9 april 2004 Altijd een aangeharkte tuin
  4. De Standaard 6 februari 2007 Minder vogels wegens zachte winter
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be