hui
- Geluid: hui (hulp, bestand)
- IPA: / hœy / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ɦœʏ̯/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɦœː/
- hui
- Een nevenvorm van wei waarin de begin-w gevocaliseerd is.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hui | huien |
verkleinwoord | huitje | huitjes |
- vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel
hui drinken
- in armoede leven
- Het woord hui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hui" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
huir |
hui
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van huir
vervoeging van |
---|
huirse |
hui
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van huirse