Categorie:Inergatief werkwoord in het Nederlands
Alle categorieën |
De categorie Inergatief werkwoord in het Nederlands bevat een overzicht van inergatieve werkwoorden in het Nederlands. | |
Deze werkwoorden zijn traditioneel gewoonlijk als onovergankelijk benoemd. Zij kennen echter een onpersoonlijke lijdende vorm die vervoegd wordt met worden of zijn: "Er wordt geaarzeld" of "Er is geaarzeld" In de voltooide tijden worden zij met hebben vervoegd. Er is meestal sprake van een een 'actie' met een 'dader' in plaats van een 'vanzelf' optredend proces. Het voltooid deelwoord is gewoonlijk alleen voltooid en niet lijdend; het kan niet als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden: "*De geaarzelde man." <uitgesloten> | |
Woordlemma's komen in deze categorie terecht door {{inerg|nld}} of {{inerg|lang=Nederlands}} aan de begripsdefinitie toe te voegen. |
Pagina’s in categorie "Inergatief werkwoord in het Nederlands"
Deze categorie bevat de volgende 200 pagina’s, van de 1.426 in totaal.
(vorige pagina) (volgende pagina)A
- aanbenen
- aandringen
- aangaan
- aanhangen
- aanhouden
- aanklampen
- aanklooien
- aanknoeien
- aankoersen
- aanleggen
- aanliggen
- aanpezen
- aanpoten
- aanpraten
- aanrotzooien
- aanstevenen
- aantelen
- aantuigen
- aarzelen
- abdiceren
- abdiqueren
- abseilen
- accelereren
- achterlopen
- achteromkijken
- achteruitkijken
- acteren
- actievoeren
- adbusten
- ademen
- ademhalen
- aderlaten
- aerobiccen
- afdingen
- afdrukken
- afeten
- afgeven
- afhaken
- afkalven
- afleggen
- afrekenen
- afrukken
- afstaan
- afsteken
- afstoten
- aftaaien
- aftellen
- afvliegen
- afvreten
- afweten
- afwijken
- afwisselen
- afwonen
- afzeggen
- afzien
- afzwieren
- ageren
- agiteren
- ankeren
- antedateren
- antichambreren
- anticiperen
- apegapen
- apenkooien
- appelleren
- applaudisseren
- aquaplanen
- arbeiden
- argumenteren
- assoneren
- auditeren
- autocrossen
- autopetten
- autorijden
B
- baanderen
- babbelen
- babysitten
- backpacken
- baden
- badineren
- badmintonnen
- baffen
- baggeren
- bakkeleien
- balanceren
- balen
- balken
- ballen
- balloteren
- baltsen
- bammen
- bamzaaien
- banketteren
- bankieren
- barbecueën
- basketten
- bassen
- bazelen
- BBQ'en
- bedanken
- bedelen
- bedwateren
- beginnen
- bekeren
- bekvechten
- bellen
- bellenblazen
- bemiddelen
- beppen
- beraadslagen
- beren
- berusten
- beschikken
- besparen
- betogen
- beuken
- beunen
- beunhazen
- beuzelen
- beven
- bevroeden
- bewegen
- bewijzen
- bezinnen
- bibberen
- bidden
- bierbrouwen
- biggen
- bijbeunen
- bijklussen
- bijtekenen
- bijzen
- bikken
- biljarten
- bingoën
- bitsen
- bitteren
- bivakkeren
- bladeren
- blaffen
- blaken
- blaren
- blasfemeren
- blaten
- blauwbekken
- blazen
- bleiten
- blerken
- bliepen
- blikken
- bloeden
- bloeien
- blokken
- blowen
- blozen
- blubberen
- bluffen
- blèren
- blèten
- BMX'en
- bodybuilden
- boekhouden
- boektokken
- boelen
- boemelen
- boeten
- boffen
- bogen
- bokken
- bomen
- bonkelen
- bonken
- bonzen
- boogschieten
- borrelen
- bouderen
- bouten
- bouwen
- bowlen
- brainstormen
- breien
- briesen
- broddelen
- broeden
- brommen
- brouwen
- bruisen
- brullen
- buffelen
- buigen
- buikspreken
- buitelen
- buitenstaan
- bukken
- bulderen
- bulken
- bumsen
- bungeejumpen
- bungeespringen
- bungelen