afrukken
- af·ruk·ken
- samenstelling van af en rukken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afrukken |
rukte af |
afgerukt |
zwak -t | volledig |
afrukken
- overgankelijk met grote, kortdurende kracht iets wegnemen
- ▸ Van diverse woningen zijn hele daken afgerukt. Aan de Calandweg gebeurde dat met een hele rij woningen.[2]
- inergatief het heen en weer wrijven van het mannelijk geslachtsdeel
- [2] masturberen
- Het woord afrukken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afrukken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ afrukken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Dode en zeven gewonden door windhoos boven Zierikzee” (27 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be