Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • age·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘optreden’ voor het eerst aangetroffen in 1490 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'agere' met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ageren
ageerde
geageerd
zwak -d volledig

Werkwoord

ageren

  1. inergatief moeite doen om een - meestal politiek - doel te bereiken
    • Zij ageerden al jaren voor de sluiting van alle kerncentrales. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen