beraadslagen
  • be·raad·sla·gen
  • In de betekenis van ‘overleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • afgeleid van raadslaan met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beraadslagen
beraadslaagde
beraadslaagd
zwak -d volledig

beraadslagen

  1. inergatief overleg plegen over de gezamenlijk te voeren actie
    • Er werd druk beraadslaagd over de gespannen toestand. 
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]