stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boekhouden
hield boek
boekgehouden
klasse 7 volledig
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
boekhouden
boekhouding


  • boek·hou·den

boekhouden

  1. inergatief het systematisch vastleggen van financiële feiten van een persoon, een bedrijf of een (overheids)instelling
    • Door het boekhouden houdt men oog voor de financiële toestand van het bedrijf. 
    • Creatief boekhouden helpt Philips-ceo Frans van Houten aan miljoenenbonus. [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]