• aan·lig·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanliggen
lag aan
aangelegen
klasse 5 volledig

aanliggen

  1. inergatief ~ aan: op Romeinse wijze deelnemen aan een banket, gelegen op een sofa
    • Hij had een aantal malen aan het keizerlijk hof aangelegen aan het banket. 
  2. ergatief ~ tegen: in onmiddellijke aanraking gelegen zijn
    • Hij vergeleek onder meer aapjes die als baby dicht tegen hun moeder aanlagen om te drinken met aapjes die een surrogaatmoeder hadden. 
91 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be