achteruitkijken
- ach·ter·uit·kij·ken
- samenstelling van achteruit bw en kijken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achteruitkijken |
keek achteruit |
achteruitgekeken |
klasse 1 | volledig |
achteruitkijken
- inergatief in rugwaartse richting blikken
- Hij had niet goed achteruitgekeken en veroorzaakte daarmee bijna een botsing.
- Het woord 'achteruitkijken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.