berusten
- be·rus·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
berusten |
berustte |
berust |
zwak -t | volledig |
berusten
- inergatief berusten in: zonder verzet aanvaarden
- Hij berustte in zijn lot.
- inergatief berusten bij: langdurig ergens ondergebracht zijn
- Het recht om daarover te beslissen berust bij de raad.
- berusten op: als basis hebben; gebaseerd zijn op
- [1] opgeven, pikken, slikken, zich schikken
- [2] beheren
- [1]: ergens in berusten
iets opgeven/zich erbij neerleggen
- [2]: in berusting bij ...
in bewaring/onder beheer van ...
- [2]: de verantwoordelijkheid berust bij ...
- Het woord berusten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berusten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be