opgeven
- op·ge·ven
- samenstelling van op bw en geven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opgeven |
gaf op |
opgegeven |
klasse 5 | volledig |
opgeven
- onovergankelijk de strijd/competitie e.d. staken en zich gewonnen geven
- Na die verkeerde zet zag de beroemde schaakspeler zich gedwongen op te geven.
- overgankelijk, (financieel) als in- of uitgavepost vermelden
- Deze kleine inkomsten hoeven niet opgegeven te worden op uw belastingbiljet.
- inergatief hoog ~ over: de loftrompet steken over iets of iemand
- Hij gaf hoog op over die toespraak van Obama.
- overgankelijk ergens mee stoppen/niet mee doorgaan, niet voortzetten
- overgankelijk als verloren beschouwen
- De strijders zullen bepaalde gebieden in de toekomst toch moeten opgeven.
- overgankelijk aanreiken
- overgankelijk de opdracht geven om, opdragen
[1] De moed opgeven.
1. de strijd staken en zich gewonnen geven
3. de loftrompet steken over iet of iemand
de moed opgeven
|
- Het woord opgeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opgeven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be