opstaan
- op·staan
- samenstelling van op bw en staan ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opstaan |
stond op |
opgestaan |
klasse 6 | volledig |
opstaan
- ergatief gaan staan
- Kom eens uit je stoel en ga eens opstaan!
- wakker worden en uit bed gaan
- ▸ Het leven was heerlijk overzichtelijk, ik wist precies wat ik elke dag moest doen: opstaan, eten en de trail naar het noorden volgen.[1]
- ergatief het bed verlaten
- Zorg ervoor dat je morgen op tijd opstaat.
- inergatief, (kookkunst) op het vuur staan
- Het gerecht staat op, nog even geduld...
- ergatief, (religie) uit de dood herrijzen
- Sommige christenen geloven dat bij de wederkomst van Jezus alle doden zullen opstaan.
[2,3]
- Daarvoor moet je [veel] eerder/vroeger opstaan.
Dat moet je veel beter/doordachter/handiger aanpakken
1. gaan staan
2. het bed verlaten
3. (koken) op het vuur staan
- Het woord opstaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opstaan" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be