Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·staan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opstaan
stond op
opgestaan
klasse 6 volledig

Werkwoord

opstaan

  1. ergatief gaan staan
    • Kom eens uit je stoel en ga eens opstaan! 
  2. wakker worden en uit bed gaan
     Het leven was heerlijk overzichtelijk, ik wist precies wat ik elke dag moest doen: opstaan, eten en de trail naar het noorden volgen.[1]
  3. ergatief het bed verlaten
    • Zorg ervoor dat je morgen op tijd opstaat. 
  4. inergatief (koken) op het vuur staan
    • Het gerecht staat op, nog even geduld... 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be