stand up
stand up
- onovergankelijk opstaan, gaan staan
- overgankelijk tegen een muur zetten, doen staan
- «The officer stood the perp up to frisk him.»
- De agent zette de verdachte tegen de muur om hem te fouilleren
- «The officer stood the perp up to frisk him.»
- overgankelijk iemand laten zitten, niet op komen draven
- «She stood him up on their date.»
- Ze liet hem stikken bij hun afspraakje.
- «She stood him up on their date.»