buitenstaan
- Geluid: buitenstaan (hulp, bestand)
- bui·ten·staan
- samenstelling van buiten en staan
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
buitenstaan |
stond buiten |
buitengestaan |
klasse 6 | volledig |
buitenstaan
- inergatief zich buiten een bepaalde plek bevinden
- Ik sta buiten, dus laat me d'r in.
- Ik ben een clown, maar sta buiten de piste te huilen.
- Ik laat mijn paarden in de winter buitenstaan.
- inergatief (figuurlijk) ergens ~: ergens niets mee te maken (willen) hebben
- Jullie moeten het nu maar zelf zien klaar te spelen; wij staan er buiten.
- Het woord buitenstaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.